Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat gericht vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen geen onderdeel uitmaken van het loon omdat dat in strijd zou zijn met het doel van vereenvoudiging van de werkkostenregeling.
X heeft werknemer Y in dienst die deel uitmaakt van de Raad van Bestuur. Y is een ingekomen werknemer die in aanmerking komt voor de 30%-regeling. Bij het einde van het dienstverband ontvangt Y een vertrekvergoeding. Volgens de wet is X een pseudo-eindheffing van 75% verschuldigd over het excessieve deel van de vertrekvergoeding. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de gerichte vrijstellingen behoren tot het loon in de zin van art. 32bb Wet LB 1964.
Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat de vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen niet tot het loon in de zin van art. 32bb Wet LB 1964 behoren. De strikt grammaticale uitleg van art. 32bb Wet LB 1964 van de inspecteur kan leiden tot de conclusie dat sinds de invoering van de werkkostenregeling ook de vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen behoren tot dit wetsartikel. Dat is strijdig met het doel van de werkkostenregeling, namelijk vereenvoudiging. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.
Lees ook het thema De werkkostenregeling: gerichte vrijstellingen en eindheffingen.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 31
Wet op de loonbelasting 1964 10
Wet op de loonbelasting 1964 32bb
Wet op de loonbelasting 1964 31a
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10e