Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar niet bevoegd was om een tweede legesaanslag op te leggen voor de behandeling van de aanvraag voor de omgevingsvergunning. De heffingsambtenaar had de eerste aanslag niet mogen vernietigen, ondanks de vermelding van een verkeerde straatnaam in zowel de omgevingsvergunning als de eerste aanslag.

Belanghebbende, X, vraagt bij de gemeente Krimpenerwaard een omgevingsvergunning aan voor de bouw van een nieuwbouwwoning. De heffingsambtenaar legt aan X een aanslag leges op voor het in behandeling nemen van de aanvraag. In bezwaar blijkt dat zowel de omgevingsvergunning als de aanslag de verkeerde straatnaam bevat. De gemeente corrigeert per brief de fout in de omgevingsvergunning en de heffingsambtenaar legt X een nieuwe legesaanslag op waarna hij de eerste aanslag vernietigt. In geschil is of terecht een tweede aanslag is opgelegd.

Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar niet bevoegd was om een tweede legesaanslag op te leggen voor de behandeling van de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Met het opleggen van de eerste aanslag heeft de heffingsambtenaar zijn bevoegdheid tot het opleggen van een (primitieve) aanslag voor het in behandeling nemen van de aanvraag uitgeput. Het opleggen van een tweede (primitieve) aanslag is niet mogelijk. Hieraan doet niet af dat de eerste aanslag nadien is vernietigd en evenmin dat de adresaanduiding op de omgevingsvergunning en de eerste aanslag onjuist was. Conversie van de aanslag in een navorderingsaanslag is volgens het hof niet mogelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 31 januari

69

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen