Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de landinrichtingsrente terecht en tot het juiste bedrag aan X is opgelegd. 

X is het niet eens met de aanslag landinrichtingsrente die de Belastingdienst hem heeft opgelegd.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de landinrichtingsrente terecht en tot het juiste bedrag aan X is opgelegd. Het hof oordeelt dat X vier van de vijf grieven in volle omvang naar voren had kunnen brengen binnen het stelsel van rechtsbescherming van de Landinrichtingswet (Liw). In art. 181 lid 2 van deze wet is de mogelijkheid van cassatie als rechtsmiddel gegeven tegen een uitspraak van de rechtbank. Dat X van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt komt voor zijn rekening, maar levert geen rechtstekort op als in HR 10 maart 2006, nr. 38.330, V-N 2006/15.3. Het hoger beroep kan dus niet zijn gegrond op de stelling dat het op grond van art. 223 Liw verschuldigde bedrag ten onrechte of te hoog is vastgesteld. De vijfde grief van X, inhoudende dat de rechtbank hem niet heeft gewezen op de mogelijkheid van cassatie, is volgens het hof geen grond om in afwijking van art. 229 lid 3 Liw de berekening van de aanslag te beoordelen. Dit nog afgezien van het feit dat alleen de bestuursrechter op grond van art. 8:77 Awb verplicht is tot het opnemen van een rechtsmiddelverwijzing. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Landinrichtingswet 229

Landinrichtingswet 223

Landinrichtingswet 181

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

5

Gerelateerde artikelen