De Hoge Raad oordeelt dat het heffen van griffierecht in een zaak die uitsluitend een boete betreft niet strijdig is met het EVRM. Er is geen ongerechtvaardigde ongelijke behandeling tussenzaken behandeld door de bestuursrechter en die door de strafrechter.

Belanghebbende, X, stelt beroep in bij Rechtbank Den Haag. De rechtbank verklaart het beroep wegens het niet betalen van het griffierecht niet-ontvankelijk. Deze uitspraak blijft in verzet in stand.

De Hoge Raad oordeelt dat het heffen van griffierecht in een zaak die uitsluitend een boete betreft niet strijdig is met het EVRM. Die strijdigheid zou zich alleen kunnen voordoen als het griffierecht zo hoog zou zijn dat dit een wezenlijke belemmering van de toegang tot de rechter zou vormen. X heeft niet aangevoerd dat hiervan in dit geval sprake is. De Hoge Raad acht de regeling van griffierecht op zichzelf niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. X heeft erop gewezen dat bij de behandeling van strafrechtelijke geschillen door de strafrechter geen griffierecht is verschuldigd. .Voor zover er al sprake is van gelijke gevallen, is er een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de heffing van griffierecht in bestuursrechtelijke zaken. De wetgever heeft met de heffing van griffierecht willen bevorderen dat rechtszoekenden een zorgvuldige afweging maken of het zin heeft een zaak aan de bestuursrechter voor te leggen (zie onder meer Kamerstukken II 1984/85, 18 835, nr. 3, blz. 6). De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 januari

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen