Belanghebbenden, de erfgenamen van X, hebben pro forma beroep ingesteld bij de rechtbank betreffende de aan X over de periode 1990 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen ib/pvv en vb. De rechtbank verklaart de beroepen op 13 juli 2012 niet-ontvankelijk omdat de erfgenamen nalatig zijn gebleven in het aanvoeren van de gronden van het beroep. De rechtbank heeft het verzet van de erfgenamen tegen deze uitspraak ongegrond verklaard. De erfgenamen komen in cassatie. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond. Het oordeel van de rechtbank dat de brieven van 11 april 2012, waarin de gemachtigde van belanghebbenden in elke afzonderlijke beroepsprocedure in de gelegenheid is gesteld om de beroepsgronden in te dienen, aan de gemachtigde zijn verzonden is onvoldoende gemotiveerd. De uitspraak op het verzet kan niet in stand blijven. Verwijzing volgt voor een hernieuwde beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:54
Algemene wet bestuursrecht 6:6