Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de brief van de toenmalige gemachtigde van X van 4 januari 2006 niet aangemerkt kan worden als een bezwaarschrift tegen de aanslag successierecht. Het beroep van X gericht tegen het uitblijven van een uitspraak op bezwaar is dan ook niet-ontvankelijk.

X doet op 29 augustus 2003 aangifte successierecht in verband met het overlijden van haar echtgenoot in maart 2002. Per faxbericht van 16 september 2003 dient X een verbeterde aangifte in. De Belastingdienst legt haar met dagtekening 17 november 2005 een aanslag successierecht op conform de verbeterde aangifte. Per brief van 4 januari 2006 verzoekt de toenmalige gemachtigde van X om uitstel van betaling voor de aanslag. In deze brief verzoekt de gemachtigde tevens om toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Op 1 april 2011 stelt X beroep in tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de brief van de toenmalige gemachtigde van X van 4 januari 2006 niet aangemerkt kan worden als een bezwaarschrift tegen de aanslag successierecht. De inhoud van de brief stelt volgens het hof niet redelijkerwijs buiten twijfel dat X heeft bedoeld bezwaar te maken. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat tot 2010 noch bij X noch bij haar professionele gemachtigde(n) de bewustheid aanwezig was dat bezwaar was gemaakt. X en haar gemachtigde hebben dit ook niet ontkend. Nu van een bezwaarschrift geen sprake was, is het beroep van X gericht tegen het uitblijven van een uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de beslissing van de rechtbank.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:4

Algemene wet bestuursrecht 6:12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 22 januari

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen