Belanghebbende, X bv, stelt hoger beroep in tegen een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland van 2 april 2013. Per brief van 24 april 2014 wordt de gemachtigde van X bv uitgenodigd voor de inhoudelijke behandeling van de zaak op 18 juni 2014 om 11.30 uur. Per brief van 11 juni 2014 verzoekt de gemachtigde om uitstel van de zitting. Als dat verzoek op 12 juni 2014 wordt afgewezen, is dit voor de gemachtigde reden een van de behandelende rechters te wraken. Het wrakingsverzoek komt binnen bij het hof op 17 juni 2014 om 14.26 uur. De wrakingskamer besluit het wrakingsverzoek inhoudelijk te behandelen op dezelfde datum en hetzelfde tijdstip als de geplande zitting in de hoofdzaak, te weten 18 juni 2014 om 11.30 uur.
De wrakingskamer van Hof Amsterdam besluit het wrakingsverzoek buiten aanwezigheid van X bv en haar gemachtigde inhoudelijk te behandelen. De wrakingskamer overweegt dat het wrakingsverzoek, dat uiterst kort voor de inhoudelijke behandeling van de zaak is ingediend, in redelijkheid niet anders kan worden gezien dan als een verkapte manier van X bv om aanhouding van de zaak af te dwingen. Volgens het hof had X bv er in redelijkheid op bedacht moeten zijn dat het wrakingsverzoek met spoed zou worden behandeld. Het minste wat van X bv en/hof haar gemachtigde verwacht had mogen worden is dat zij navraag zouden doen naar het tijdstip van de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer. De griffier van het hof heeft alles in het werk gesteld om X bv en haar gemachtigde op de hoogte te stellen van de dag en het tijdstip van de zitting van de wrakingskamer. Inhoudelijk wijst de wrakingskamer het wrakingsverzoek af.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:16
Algemene wet bestuursrecht 8:15