Belanghebbenden X en Y zijn de zonen en erfgenamen van de in 2003 overleden heer Z. Zij gaan in beroep tegen navorderingsaanslagen IB over 1992-2000 en VB 1993-2000 die hen zonder boete zijn opgelegd omdat hun vader bij leven volgens de inspecteur twee bankrekeningen bij de KB Lux in Luxemburg heeft aangehouden. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd op basis van een modelmatige berekening die de Belastingdienst toepast ten aanzien van zogenoemde weigeraars en ontkenners. X en Y ontkennen dat hun vader bij de KB Lux rekeningen heeft aangehouden, maar de rechtbank handhaaft de navorderingsaanslagen. X en Y gaan tegen die uitspraak in hoger beroep.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de modelmatige berekening van de navorderingen een inconsistentie bevat voor zover daarin zowel de 95%-norm als de factor 1,5 wordt gehanteerd. De Hoge Raad heeft daarover geoordeeld (09/03075) dat de factor 1,5 uit de berekening bij weigeraars/ontkenners moet worden geëlimineerd omdat het leidt tot willekeurige uitkomsten. Omdat de inspecteur dat niet heeft gedaan, is de schatting op voorhand niet redelijk, maar voor het overige kan de berekening van de inspecteur gevolgd worden, aldus het hof. Dit leidt tot een vermindering van de opgelegde navorderingsaanslagen. Belanghebbenden hebben daarnaast recht op een immateriële schadevergoeding vanwege de schade die zij hebben geleden vanwege de duur van de behandeling van het geschil. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn in de bezwaarfase met zes maanden is overschreden en stelt de schadevergoeding vast op € 750, zijnde € 500 vermenigvuldigd met factor 1,5 in verband met de samenhang van de zaken. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 49
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 44
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 25
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16