X bv is de moeder van een fiscale eenheid voor de VPB. De activiteiten bestaan uit de exploitatie van drie garagebedrijven. X bv bezit hiertoe tot begin 2006 een vervallen koetshuis in een woonwijk. Het koetshuis met omliggende grond fungeert als autostalling. X bv heeft er uiteindelijk (via een aannemer) woningen gerealiseerd. Voor 2006 is in geschil of X bv de winst die zij aldus heeft behaald, terecht in een herinvesteringsreserve heeft ondergebracht. Rechtbank Haarlem oordeelt dat door het enkele verkoopbesluit van X bv er op enig moment nog geen sprake was van herkwalificatie van bedrijfsmiddel tot voorraad. De behaalde boekwinst is door X bv terecht in een herinvesteringsreserve ondergebracht. De inspecteur gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam oordeelt dat de projectontwikkeling weliswaar als een nieuwe ondernemingsactiviteit is te beschouwen, doch dat het X bv vrijstond om het perceel als bedrijfsmiddel aan te blijven merken. Het perceel vervulde namelijk tot (kort voor) de levering de voor de onderneming wezenlijke functie van stallingsruimte. De inspecteur beroept zich vergeefs op HR 12 mei 2006, nr. 41.105, BNB 2006/269. In dat geval was sprake van een aanvankelijk voor de verhuur aangewend pand, dat tijdens en na langdurige leegstand (uitsluitend) werd aangewend in het kader van projectontwikkeling. Het beroep van de inspecteur is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 31 januari