Rechtbank Haarlem oordeelt dat de fiscale eenheid X bv niet reeds is ontbonden door de raamovereenkomst, in die zin dat hierdoor de economische eigendom van de aandelen A bv al is overgegaan. De splitsingswinst is dus belast bij X bv.

 

Belanghebbende, X bv, is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de VPB. A bv is een dochter, die onderdeel is van de  fiscale eenheid. A bv exploiteert een installatiebedrijf in de beveiligingsbranche. Tot dit bedrijf behoren overeenkomsten met een alarmcentrale en klanten inzake de aansluiting op de centrale en de levering van diensten (hierna: de contractenportefeuille). In 2007 zijn er kopers voor A bv. X bv wil A bv splitsen in twee bv's om het installatiebedrijf en de contractenportefeuille afzonderlijk aan hen te verkopen. Partijen leggen dit in november 2007 vast in een raamovereenkomst. In geschil is of (een deel van) de boekwinst die eind 2007 is behaald bij de splitsing is belast bij X bv. Een dag na de splitsing worden de aandelen van de twee bv's verkocht. De inspecteur stelt dat de fiscale eenheid pas is verbroken na de splitsing en dat de splitsingsfaciliteit (art. 14a lid 2 Wet VPB 1969) niet van toepassing is, omdat de splitsing in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.

Rechtbank Haarlem oordeelt dat de fiscale eenheid niet reeds is ontbonden door de raamovereenkomst, in die zin dat hierdoor de economische eigendom van de aandelen A bv al is overgegaan. De winst is dus belast bij X bv. De splitsing is voorts in overwegende mate gericht op het uitstellen van belastingheffing. De reden van de splitsing is namelijk de voorgenomen verkoop van de activiteiten van A bv aan twee kopers, die deze wijze van verkoop ook hebben geïnitieerd. Door gebruik te maken van de splitsing en de doorschuiffaciliteit wilde X bv een belastingvoordeel behalen. Het is weliswaar toegestaan om fiscaal een voordelige weg te kiezen, maar dit is geen zakelijke overweging in het kader van de doorschuiffaciliteit. Niet is gebleken dat er geen reëel alternatief voorhanden was dat zakelijk, en dus niet fiscaal, gezien tot dezelfde uitkomst had geleid. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 14a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

Editie: 31 januari

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen