Belanghebbende, X, stelt beroep in tegen diverse navorderingsaanslagen IB/PVV en vermogensbelasting. Rechtbank Leeuwarden verklaart het beroep gegrond en kent een vergoeding van immateriële schade toe wegens overschrijding van de redelijke termijn. Tevens veroordeelt de rechtbank de inspecteur in de proceskosten en tot vergoeding van het door X betaalde griffierecht. Hof Leeuwarden oordeelt dat de beslissing van de rechtbank over de schadevergoeding juist is en in stand moet blijven. Het hof vernietigt vervolgens de uitspraken van de rechtbank met inbegrip van de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht. Voorts veroordeelt het hof de inspecteur tot vergoeding van de door X geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1000. Het hof vermindert de opgelegde verhogingen en boetes met 20% wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De Hoge Raad oordeelt dat Hof Leeuwarden de beslissingen van de rechtbank over het toekennen van een proceskostenvergoeding en de vergoeding van griffierechten ten onrechte heeft vernietigd. Dit omdat de beslissing van de rechtbank over de schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn door het hof in stand is gelaten. Aangezien het hoger beroep mede omvatte het tussen partijen bestaande geschil omtrent het "criminal charge-moment" en de beslissing van het hof op dit geschilpunt een vermindering van de boeten en verhogingen inhoudt, dient aan X tevens een vergoeding van proceskosten voor de procedure bij het hof te worden toegekend. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van X gegrond en doet de zaak zelf af.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:74
Algemene wet bestuursrecht 8:75