Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat een huurder van een woning die rechtsmiddelen instelt tegen een WOZ-beschikking aannemelijk moet maken dat hij procesbelang heeft.

Belanghebbende, X, is gebruiker van een woning. Hij krijgt van de gemeente een WOZ-beschikking waartegen hij bezwaar laat maken. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar ongegrond, waarna X in beroep gaat.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat een huurder van een woning die rechtsmiddelen instelt tegen een WOZ-beschikking aannemelijk moet maken dat hij procesbelang heeft. X heeft als huurder een gebruikersbeschikking ontvangen, dat maakt hem belanghebbende als bedoeld in art. 1:2 Awb. Dat volgt uit HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:468, V-N 2020/15.18. Het belang dat wordt bedoeld in artikel 1:2 van de Awb moet echter worden onderscheiden van het procesbelang. Het is aan X om aannemelijk te maken dat hij een procesbelang heeft. Dat heeft hij niet gedaan. De rechtbank verklaart het beroep daarom (ambtshalve) niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

Editie: 22 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen