Belanghebbende, de heer X, is geboren in 1995 en wint in 2008 de hoofdprijs van de Achmea Kennisquiz. De hoofdprijs bestaat uit een carrièrefonds ter waarde van maximaal € 250.000. In 2009, 2010 en 2011 krijgt X op verzoek uitkeringen uit het fonds. De stichting die dat fonds beheert, houdt daar kansspelbelasting op in. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is de prijs niet slechts belastbaar in 2008. Er is namelijk pas sprake van het 'ter beschikking stellen' van een prijs als de gerechtigde een onvoorwaardelijk recht op uitbetaling heeft (vergl. HR 29 juni 2007, nr. 43.108, V-N 2007/31.6, hierna het Staatsloterij-arrest: geen inhoudingsplicht voor nog niet geclaimde prijzen). In casu moest X namelijk eerst aanvragen doen en deze werden getoetst. X verzoekt vergeefs om verstrekking van een urenverantwoording van een belastingambtenaar en al het interne e-mailverkeer van de Belastingdienst. Volgens het hof valt niet goed in te zien hoe de urenverantwoording van (enig) belang kan zijn geweest voor de besluitvorming. Ten aanzien van het interne e-mailverkeer heeft het verzoek van X het karakter van een ‘fishing expedition', waaraan geen gehoor gegeven hoeft te worden. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof te hoge eisen aan de stelplicht van X heeft gesteld of althans zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd. De door X verlangde stukken zouden namelijk van belang kunnen zijn geweest omdat die betrekking hebben op zijn standpunt dat er aan de zijde van de inspecteur geen sprake is geweest van een standpuntwijziging naar aanleiding van het Staatsloterij-arrest, maar van een compromis tussen de onderhavige stichting en de Belastingdienst. Ook echter als X met behulp van de door hem verlangde stukken zijn standpunt aannemelijk zou maken, dan kan dat niet leiden tot een ander oordeel over de ingehouden kansspelbelasting. Het oordeel van het hof geeft namelijk gelet op het Staatsloterij-arrest geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Kansspelbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 19 maart