Belanghebbende, X, maakt met succes bezwaar tegen de WOZ-waarde van zijn woning. In beroep is enkel nog de hoogte van de kostenvergoeding in geschil. Er is nl. geen btw vergoed. Nadat de gemachtigde van X beroep heeft ingesteld, erkent de gemeente haar fout en verhoogt zij de kostenvergoeding voor deskundigenbijstand met 19% btw. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X geen recht heeft op een proceskostenvergoeding omdat het inroepen van rechtsbijstand in dit geval niet redelijk is.
Hof Amsterdam acht het niet onredelijk dat X rechtsbijstand heeft ingeschakeld om in beroep alsnog een vergoeding te krijgen van de btw-component van de vergoeding van deskundigenbijstand. Van een proceskostenvergoeding kan enkel worden afgezien wanneer de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend voortvloeit uit de handelwijze van X. Dat zijn handelwijze mede debet is aan de beroepsprocedure is dus onvoldoende (HR 12 mei 2006, nr. 42.449, BNB 2006/270). Het hof is het met de heffingsambtenaar eens dat in gevallen als deze het niet voor de hand ligt om direct beroep in te stellen bij de rechtbank, maar dit betekent nog niet dat het instellen van beroep uitsluitend aan X is te wijten. Het hof wijst het verzoek van X alsnog toe en kent een proceskostenvergoeding toe op basis van een wegingsfactor van 0,25 (zeer lichte zaak). Voor de hoger beroepsfase geldt een wegingsfactor van 0,5 (lichte zaak).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15-2