Tot het bedrijfsvermogen van X bv hoort een auto. X bv stelt de auto ter beschikking aan haar directeur. X bv brengt de op het gebruik en aanschaf van de auto drukkende btw volledig in aftrek. In de btw-aangiften voor het eerste halfjaar van 2011 maakt X bv gebruik van de forfaitaire regeling. In de aangifte voor het tijdvak december 2011 geeft X bv voor het privégebruik van de auto over het eerste halfjaar van 2011 een correctie aan van € 920. Volgens X bv is zij namelijk, door een wijziging in de regelgeving over het privégebruik van de auto, over het eerste halfjaar van 2011 geen btw verschuldigd over het privégebruik van de auto door haar werknemer. X bv stelt daarbij dat de btw ex art. 15 lid 1 Uitv. besch. OB over het privégebruik in het laatste belastingtijdvak van 2011 is verschuldigd. Verder stelt X bv dat het elimineren van het privégebruik van de auto uit het BUA er ook toe leidt dat de voldoening van btw over het privégebruik van de auto over het eerste halfjaar van 2011 achterwege kan blijven.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat er sprake is van privégebruik van een auto door een werknemer, en niet door de ondernemer. Art. 15 lid 1 Uitv. besch. OB is dan volgens de rechtbank niet van toepassing, maar het BUA. De rechtbank wijst er vervolgens op dat aftrek van de btw dan in beginsel reeds is uitgesloten op het moment dat de belasting in rekening wordt gebracht. In casu is dan de aan X bv voor het privégebruik van de auto in rekening gebrachte btw in het eerste halfjaar van 2011 van aftrek uitgesloten. Het gelijk is aan de inspecteur.