X heeft spaargeld in Luxemburg staan. Hij heeft dit nooit opgegeven in zijn aangiften. De belastingdienst heeft circa 3,5 jaar nodig gehad voordat zij tot (handmatige) identificatie van X is gekomen. Rechtbank 's-Gravenhage heeft deze termijn, gezien de complexiteit, niet onredelijk lang geacht. X is vervolgens drie tot vijf maanden na voormelde identificatie voor het eerst door de inspecteur aangeschreven. Ook deze periode heeft de rechtbank niet onredelijk lang geacht. In hoger beroep houdt partijen verdeeld of de navorderingsaanslagen met de vereiste voortvarendheid zijn opgelegd en of deze om die reden in stand kunnen blijven.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur de navorderingsaanslagen met de vereiste voortvarendheid heeft opgelegd zodat deze in stand kunnen blijven. Ditzelfde geldt ook voor de verhogingen en boetes. Van enig stilzitten door de inspecteur is niet gebleken. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen Art. 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingrecht algemeen
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 3 september