X maakt te laat bezwaar. De inspecteur verklaart het bezwaar niettemin ontvankelijk omdat hij geloof hecht aan de stelling van X dat deze het aanslagbiljet niet heeft ontvangen. In beroep verzoekt de inspecteur de rechtbank om het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren wegens termijnoverschrijding en Rechtbank Gelderland volgt de inspecteur.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur niet mag terugkomen op zijn uitdrukkelijke erkenning in de uitspraak op bezwaar dat X het aanslagbiljet niet heeft ontvangen. Als zoals in dit geval de inspecteur niet beschikt over een nieuw feit mag hij op zijn eerder weloverwogen ingenomen standpunt niet terugkomen. Dit betekent dat er vanuit moet worden gegaan dat X het aanslagbiljet niet heeft ontvangen en dat X eerst door de ontvangst van de aanmaning op de hoogte is geraakt van het bestaan van de aanslag, de boete en de beschikking heffingsrente. Omdat de oorzaak van het (processueel vaststaande) feit dat X het aanslagbiljet niet heeft ontvangen, niet kan worden vastgesteld, kan evenmin worden bepaald in wiens risicosfeer het niet-ontvangen van het biljet door X ligt. Nu X meteen na ontvangst van de aanmaning bezwaar heeft gemaakt, moet hem het voordeel van de twijfel worden gegund en is er sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 3:41 en 6:7
Algemene wet inzake rijksbelastingen 22j
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 2 februari