Belanghebbende (X bv) verkoopt in 2001 haar aandeel in een apotheek. Zij brengt de daarbij gerealiseerde boekwinst onder in een herinvesteringsreserve (HIR). Kort na de verkoop van de apotheek wordt Q nv tot nieuwe directeur van belanghebbende benoemd en wijzigt het kantooradres van belanghebbende. Het nieuwe kantooradres bevindt zich op de Nederlandse Antillen. De inspecteur corrigeert de Vpb-aangifte van belanghebbende over 2002. Hij stelt dat de feitelijke leiding zich in Nederland bevindt en dat er geen herinvesteringsvoornemen meer bestaat. Rechtbank Breda oordeelt dat belanghebbende in Nederland is gevestigd en met hetgeen zij aanvoert niet aannemelijk maakt dat zij ultimo 2002 nog een voornemen tot herinvestering had. De inspecteur heeft de HIR dan ook terecht in de winst opgenomen.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat ten aanzien van de verplaatsing van de leiding alles "op papier�? was geregeld, maar dat van belang is of het papier de werkelijkheid weergeeft. Vervolgens overweegt het hof dat belanghebbende daarover geen duidelijkheid heeft willen verstrekken. Volgens het hof is belanghebbende er niet in geslaagd om aan te tonen dat haar werkelijke leiding gedurende het jaar 2002 op Curaçao is gelegen. Ook verwerpt het hof belanghebbendes beroep op een arrest van de Hoge Raad waarin de Hoge Raad zou hebben geoordeeld dat onderworpenheid aan de Nederlands-Antilliaanse winstbelasting voldoende is voor de conclusie dat belanghebbende feitelijk op Curaçao is gevestigd. De stelling van belanghebbende berust volgens het hof namelijk op een onjuiste lezing van het arrest. Ten aanzien van de dotering aan de HIR overweegt het hof dat er weliswaar besprekingen zijn gevoerd over een deelname in een bepaald concept, maar is volgens het hof geen sprake geweest van het voornemen om de boekwinst te investeren in een dergelijk concept. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 13 februari