X Holding bv is de moeder van een fiscale eenheid voor de Vpb. Twee gevoegde dochters van haar zijn A bv en B bv. A bv treedt op als bemiddelaar bij de oprichting van scheepvaart-cv's en ontvangt daar provisies van de cv's voor. Aangezien de gehele winst van de cv's onder de forfaitaire tonnageregeling voor de winst uit zeescheepvaart valt, behoren de provisies volgens X Holding bv ook tot de tonnageregeling. Na de intekenperiode treedt A bv terug als beherend vennoot en treedt B bv meestal toe als commanditair vennoot. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de activiteiten die aan de ingebruikneming van het schip voorafgaan, niet kunnen worden aangemerkt als direct samenhangend met de exploitatie van het schip. Hof Amsterdam oordeelt dat het bijeenbrengen van kapitaal los staat van de latere exploitatie van het schip en daar ook niet direct mee samenhangt. De provisies kunnen dus niet tot de tonnagegrondslag worden gerekend. X Holding bv gaat in cassatie.
De Hoge Raad bevestigt dat de werkzaamheden van A bv niet zijn aan te merken als ‘exploitatie van een schip' en evenmin daarmee 'direct samenhangen'. Haar werkzaamheden hebben immers slechts betrekking op het tot stand komen van een samenwerkingsverband van personen die opbrengsten willen genieten uit het sluiten van overeenkomsten met betrekking tot de exploitatie van het desbetreffende schip. Het beroep van X Holding bv is ook voor het overige ongegrond (art. 81 Wet RO).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad