Belanghebbende, X bv, exploiteert een aannemingsbedrijf. Het UWV maakt in juni 2012 bekend dat een ex-werknemer van X bv in 2009, 2010 en 2011 ten onrechte een Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA)-uitkering heeft gehad. Met terugwerkende kracht krijgt de ex-werknemer een uitkering op grond van de inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Naar aanleiding hiervan verzoekt X bv de Belastingdienst om haar WGA-tariefbeschikking van 2011 te herzien. Eerder had X bv al tijdig bezwaar gemaakt tegen de tariefbeschikking van 2012 en later ook tegen die van 2013. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het bezwaar van X bv tegen de WGA-beschikking van 2011 niet-ontvankelijk. De enkele omstandigheid dat op een later moment is geconstateerd dat een ex-werknemer ten onrechte een WGA-uitkering heeft gehad, maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Ten aanzien van de WGA-tariefbeschikkingen voor 2012 en 2013 wordt overwogen dat de intrekking alleen gevolgen heeft voor de berekening van uitkeringslasten van X bv in 2012, zijnde het kalenderjaar waarin het besluit tot toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of de WGA-uitkering is ingetrokken (zie art. 2.11 lid 1 Besluit Wfsv) en niet in geschil is dat dit juist is toegepast. X bv stelt vergeefs dat de inspecteur de discretionaire bevoegdheid heeft om dit niet toe te passen als dat gunstiger voor X bv is. X bv gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de uitkeringslasten van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen worden bepaald op kasbasis. De intrekking in 2012 van de onderhavige uitkering leidt voor 2009, 2010 en 2011 niet tot een aanpassing van het individuele werkgeversrisicopercentage. Dit gebeurt pas in het premiejaar 2014, aangezien 2012 het tweede kalenderjaar daaraan voorafgaand is. Om een lagere premie voor 2012 of 2013 te krijgen, had de intrekking van de uitkering dus moeten plaatsvinden in 2010 of 2011. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond. Vanwege de overschrijding in hoger beroep van de redelijke termijn, krijgt X bv wel een immateriële schadevergoeding van € 1.000 en een vergoeding voor het griffierecht.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet financiering sociale verzekeringen 38
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Premieheffing
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 11 december