Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de door X aan C bv verstrekte lening niet onzakelijk is. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat X een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet bereid zou zijn geweest te lopen onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden.

Belanghebbende, X, houdt zich bezig met het financieren van startups en ondernemingen. In 2006 verwerft hij een belang van 4% in C bv, een startende onderneming die zich richt op de exploitatie van een multifunctioneel sportcomplex. Verder verkrijgt X via zijn bv, B bv, een middellijk belang in C bv. X verstrekt een lening van bijna € 300.000 aan C bv. Voor het overige is de bouw van het sportcomplex gefinancierd door middel van leningen van de bank en van negen met X te vergelijken investeerders. Omdat de kosten van de bouw tegenvallen, verstrekt de bank in 2008 een aanvullende financiering van € 480.000. Daarbij stelt de bank de voorwaarde dat de andere financiers ook een aanvullende lening moeten verstrekken. X verstrekt daarop in 2008 een lening van € 50.000 aan C bv en in 2011, naar aanleiding van een garantstelling uit 2009, nogmaals € 25.000. C bv gaat uiteindelijk failliet. In zijn IB-aangifte 2013 neemt X een negatief tbs-resultaat van € 25.000 in aanmerking. Volgens de inspecteur is er echter sprake van een onzakelijke lening en is aftrek ten laste van het inkomen niet mogelijk.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de door X aan C bv verstrekte lening niet onzakelijk is. Volgens het hof maakt de inspecteur namelijk niet aannemelijk dat X een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet bereid zou zijn geweest te lopen onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden. Van belang daarbij is dat de bank, een onafhankelijke derde, vanaf de aanvang van het project in 2006 erbij betrokken was. Verder heeft X zich volgens het hof niet garant gesteld uit aandeelhoudersmotieven, maar vindt de garantstelling zijn grond in de eerder verstrekte leningen. Ook wijst het hof er nog op dat de onderneming ondanks de recessie groeiende en gezond was, alsmede dat er voldoende groeipotentieel was in de onderneming. Het gelijk is aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 22 september

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen