Advocaat-generaal Niessen concludeert dat de Hoge Raad criteria heeft opgesteld voor het bepalen van de kwalificatie van de uitkering en dat in de correspondentie tussen X en zijn ex-werkgever geen aanknopingspunten te vinden zijn waaruit blijkt dat de ontslagvergoeding erop is afgestemd en strekte tot voorziening in het levensonderhoud dan wel tot een aanvulling op het pensioen van X. De uitkering is, objectief gezien, een uitkering die is ingegaan op pensioengerechtigde leeftijd.

De arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende, X, en A bv wordt in 2002 beëindigd. Aan X wordt een ontslagvergoeding van € 75.000 toegekend. Dit bedrag wordt door A bv als lijfrentekapitaal gestort in een lijfrentepolis bij DBV Verzekeringen. De ingangsdatum van de lijfrente is bepaald op 14 januari 2014. Op 13 januari 2015 wordt met het opgebouwde lijfrentekapitaal een polis voor een periodieke uitkering afgesloten bij Reaal. X, die inmiddels in Duitsland woont, is het er niet mee eens dat bij de uitbetaling LB wordt ingehouden door Reaal. Volgens X is er namelijk sprake van een pensioen als bedoeld in het Belastingverdrag Nederland - Duitsland. De inspecteur is van mening dat de uitkering moet worden aangemerkt als inkomen uit arbeid en dat Nederland dus heffingsbevoegd is. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X onvoldoende heeft aangedragen om aan te tonen dat hij en A bv hebben bedoeld om een (aanvulling op) het pensioen overeen te komen. X gaat in cassatie.

Advocaat-generaal Niessen concludeert dat de Hoge Raad criteria heeft opgesteld voor het bepalen van de kwalificatie van de uitkering. Vervolgens merkt de A-G op dat het hof heeft vastgesteld dat in de correspondentie tussen X en zijn ex-werkgever geen aanknopingspunten zijn te vinden waaruit blijkt dat de ontslagvergoeding erop is afgestemd en strekte tot voorziening in het levensonderhoud dan wel tot een aanvulling op het pensioen van X. De uitkering is, objectief gezien, een uitkering die is ingegaan op pensioengerechtigde leeftijd. Gelet op de beperkte duur van de uitkering kan naar Nederlandse begripsvorming geen sprake zijn van pensioen. Met zijn stelling dat alle relevante omstandigheden moeten worden meegewogen en zijn verwijzing naar de in het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank opgesomde relevante omstandigheden, geeft X volgens de A-G niet aan op welke punten hij het oordeel van het hof onjuist acht. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 11

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen 12

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 22 september

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen