Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de heffing van kansspelbelasting voor een exploitant van kansspelautomaten niet in strijd met artikel 1 Eerste Protocol EVRM.

X bv is in het jaar 2011 opgericht en verhuurt kansspelautomaten aan haar dochterondernemingen. X bv heeft voor de tijdvakken december 2011 tot en met juni 2012 en augustus 2012 aangiften kansspelbelasting ingediend maar de belasting niet betaald. Gevolg zijn de in geschil zijnde naheffingsaanslagen met verzuimboetes waartegen X bv in beroep komt. Volgens X bv zijn de naheffingsaanslagen te hoog omdat ten onrechte bij haar 29% belasting is geheven over het verschil tussen de in een tijdvak ontvangen inzetten en de ter beschikking gestelde prijzen. X bv is van mening dat de heffing beperkt moet blijven tot 29% over hetgeen zij heeft ontvangen, conform het bepaalde in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, slotzin Wet KSB. Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van mening dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om de exploitant in de heffing te betrekken over het verschil tussen de in een tijdvak ontvangen inzetten en de ter beschikking gestelde prijzen. De inspecteur heeft de verschuldigde kansspelbelasting correct berekend. De heffing van kansspelbelasting is niet in strijd met artikel 1 Eerste Protocol EVRM. X bv is ruimschoots na de wetswijziging van 1 juli 2008 met haar onderneming gestart. Volgens de rechtbank kan niet worden gezegd dat X bv ten gevolge daarvan een individuele buitensporige last draagt. De beroepen van X bv zijn ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Kansspelbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 18 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen