De Kennisgroep loonheffing algemeen stelt dat het in het kader van kostenneutraliteit is toegestaan om ten behoeve van een cafetariaregeling af te zien van een hoger brutoloon in ruil voor een lagere vergoeding die door de werkgever is aangewezen als eindheffingsloon.

Het staat werkgevers en werknemers fiscaal vrij om de arbeidsvoorwaarden, in het bijzonder de beloning, optimaal af te stemmen op de wettelijke mogelijkheden. Dat het bedrag van de vergoeding niet gelijk is aan het bedrag van het brutoloon waarvan af wordt gezien, is fiscaal niet relevant. Het feit dat de werkgever in de cafetariaregeling heeft uitgelegd dat een deel van het brutoloon waarvan wordt afgezien wordt gebruikt om de uitruil kostenneutraal te houden, vormt geen loon voor de werknemers.

In het aan de kennisgroep voorgelegde voorbeeld wil een werknemer een vergoeding ontvangen van € 600 voor het leasen van zonnepanelen. De werkgever verrekent eindheffing en premies werknemersverzekeringen waardoor de werknemer een bron moet inzetten van € 740 voor de uitruil. Deze bron verlaagt het brutoloon en de vergoeding wordt netto uitgekeerd. De kennisgroep is van mening dat de ruil realiteitswaarde heeft in de zin van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 12 december 2017, 2017-188201, V-N 2018/3.20. Omdat de werkgever niet meer dan € 2400 per werknemer aanwijst als eindheffingsbestanddeel, wordt deze niet als ongebruikelijk beschouwd.

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 31

[Nieuwsbron]

Rubriek: Loonbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 4 april

Informatiesoort: VN Vandaag

541

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen