De kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting heeft de vraag beantwoord of een maximale uitkeringsperiode geldt bij een lijfrenterekening/ lijfrentebeleggingsrecht.

De vraag betreft een rekeninghouder van een lijfrenterekening of houder van een beleggingsrecht die met de uitvoerder van zijn lijfrenteproduct overeen komt het tegoed van zijn rekening, dan wel de waarde van zijn recht, aan hem uit te keren in termijnen als bedoeld in art. 3.126a lid 4 aanhef en onderdeel a Wet IB 2001. Volgens de kennisgroep is in de wettelijke bepaling geen maximale uitkeringsperiode van de termijnen vermeld. Partijen moeten echter wel bij de overeen te komen uitkeringsperiode in termijnen rekening houden met het doel en de strekking van de wettelijke bepaling. Dit betekent dat de uitkeringsperiode van de termijnen niet dusdanig lang mag zijn dat, rekening houdende met de maximale levensverwachting van een inwoner van Nederland, de (rekening)houder onmogelijk nog in leven kan zijn aan het einde van de uitkeringsperiode.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.126a

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 21 april

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen