De Belastingdienst heeft een kennisgroepstandpunt vrijgegeven over de toepassing van de vijfjaarstermijn bij een verzoek om ambtshalve teruggave in 2023 in verband met extra leeftijdskorting voor voertuigen waarvoor in 2017 aangifte BPM is gedaan, maar betaling en/of tenaamstelling in 2018 of later heeft plaatsgevonden.

In de reactie stelt de Belastingdienst dat geen recht op ambtshalve teruggave BPM bestaat omdat het verzoek buiten de vijfjaarstermijn is ingediend. De belastingverschuldigdheid ontstaat op het moment van indienen van de aangifte BPM in 2017. Een verzoek om ambtshalve teruggave in 2023 is buiten de vijfjaarstermijn.

Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 28 juni 2013, nr. 12/00400, V-N 2013/31.1, kan afgeleid worden dat de BPM voor de registratie van een voertuig verschuldigd wordt bij het doen van de aangifte en het gelijktijdig daarmee betalen van het aangegeven bedrag. Dat het belastbare feit zich voordoet na de inschrijving is, aldus de Hoge Raad, niet relevant voor het moment van het ontstaan van de verschuldigdheid.

Voor voertuigen waarvoor in 2017 aangifte is gedaan, maar waarvoor de BPM in 2018 is betaald, geldt derhalve dat het moment van verschuldigdheid is ontstaan in 2017.

Wetsartikelen:

Wegenverkeerswet 1994 49

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 1

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 17 april

28

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen