Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv haar vordering kan afwaarderen. Er is namelijk sprake van een lening en niet van een aanpassing van de verkoopprijs.

Belanghebbende, X bv, houdt 1/6e deel van de certificaten in F bv. In mei 2008 verkopen de zes certificaathouders ieder 1/8e deel van de certificaten aan H bv, en 1/8e deel van de certificaten aan I bv. De certificaten worden in juli 2008 geleverd. De aandeelhouders van H bv en I bv zijn werknemers van F bv. De koopprijs wordt schuldig gebleven. Tevens wordt overeengekomen dat een per ultimo 2016 resterend saldo van de leningen zal worden kwijtgescholden. In 2012 waardeert X bv de vordering die zij op H bv en I bv heeft af. De inspecteur accepteert de aftrek echter niet. Volgens hem is er sprake van een aanpassing van de verkoopprijs.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv haar vordering kan afwaarderen. De rechtbank overweegt daarbij dat in mei 2008 meerdere overeenkomsten tot stand zijn gekomen, een overeenkomst betreffende de koop en verkoop van de certificaten tegen een vastgestelde koopprijs, en een overeenkomst van geldlening met (onder andere) X bv als schuldeiser en H bv en I bv als schuldenaars. Verder wijst de rechtbank er op dat de kwijtscheldingsbepaling onderdeel uitmaakt van de leningsovereenkomst, en niet van de overeenkomst betreffende de koop en verkoop van de certificaten. Volgens de rechtbank stond de koopprijs dan ook vast en heeft deze tot het moment van kwijting door de verkopers bij de leveringsakte geen wijziging ondergaan. Ook maakt de inspecteur volgens de rechtbank niet aannemelijk dat er sprake is van een onzakelijke lening. Het gelijk is aan X bv.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 3 augustus

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen