De echtgenoot van belanghebbende, X, heeft sinds 2003 een lichamelijke handicap. Hij is slecht ter been en afhankelijk van een rolstoel. In haar IB-aangifte 2011 voert X € 9204 aan uitgaven voor specifieke zorgkosten op, waarvan € 5936 voor het vervoer van een zieke of een invalide. Volgens de inspecteur bestaat slechts recht op aftrek van € 936 aan vervoerskosten.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X recht heeft op een aftrek € 5936. Volgens het hof maakt X namelijk aannemelijk dat zij recht heeft op deze aftrek. Het hof overweegt daarbij dat aannemelijk is dat van de door X en haar gezin verreden ritten in elk geval 37.000 km niet in verband met een persoonlijke voorkeur bovenmatig zijn. De daarmee verband houdende kosten bedragen € 12.950 (37.000 km × € 0,35). Aangezien X een vergoeding van de werkgever van € 1098 heeft ontvangen, bedragen de op haar rustende autokosten € 11.852. Niet in geschil is dat gezinnen zonder personen die ziek of invalide zijn doch overigens wat inkomen, vermogen en gezinsomstandigheden betreft, in een gelijke positie verkeren als het gezin van X gemiddeld € 5844 per jaar (€ 487 per maand) aan vervoerskosten uitgeven. De autokosten bedragen volgens het hof dan € 6008 (€ 11.852 -/- € 5844) meer dan een vergelijkbaar gezin zonder invalide persoon aan vervoerskosten uitgeeft zodat X recht heeft op een aftrek van € 5936. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Wet inkomstenbelasting 2001 6.1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 3 augustus