Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat voor één auto is voldaan aan de tweemaandstermijn en dat de historische BPM van 2010 lager is dan wat in de aangifte is toegepast. X heeft daarom alsnog recht op een teruggaaf. Er volgt een proceskostenvergoeding van slechts € 150, omdat het beroep uitsluitend gegrond is voor één auto.
X doet BPM-aangiften voor in totaal tien auto’s. Voor één auto volgt na bezwaar een teruggaaf van € 134. Voor een andere auto wordt alsnog een tussentijds gunstiger tarief toegepast, zodat een teruggaaf volgt van € 60. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant maakt X voor het overige niet aannemelijk dat op zich reeds op de Nederlandse markt bevindende referentieauto's minder BPM rust. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X één immateriële schadevergoeding van € 2000. In hoger beroep worden de gemachtigde van X (de heer A) en zijn twee bv's geweigerd wegens onbetamelijk taalgebruik.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat voor één auto is voldaan aan de in art. 16a Wet BPM 1992 opgenomen tweemaandstermijn en dat de historische BPM van 2010 lager is dan wat in de aangifte is toegepast. X heeft daarom alsnog recht op een teruggaaf van € 443. Het beroep van X is voor het overige ongegrond. Ambtshalve wordt de weigering van A bevestigd en die van zijn bv's ongedaan gemaakt (zie HR 29 januari 2021, 20/02446, V-N 2021/7.16).
Lees ook het thema Wet Uitwerking Autobrief II.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:25
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 16a
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30ha
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 19 november