Rechtbank Noord-Holland beslist dat er sprake is van een dienstbetrekking tussen X en de voor haar werkzame docenten. De naheffing betreft alleen de premies voor de werknemersverzekeringen en de werkgeversheffing Zvw. Dit omdat de vergoedingen zelf al bij de docenten in de inkomstenbelasting zijn betrokken.

Belanghebbende, onderneemster X, verzorgt cursussen Spaans en Nederlands voor Spaanstaligen. X maakt gebruik van op freelance basis werkzame docenten die zich niet kunnen laten vervangen. De voor de cursussen benodigde lesmaterialen worden binnen de onderneming ontwikkeld en in boekvorm aan de cursisten verkocht. Naar aanleiding van een boekenonderzoek worden de in geschil zijnde naheffingsaanslagen lb/pvv en vergrijpboeten aan X opgelegd. Volgens de inspecteur zijn de docenten namelijk in dienstbetrekking bij X.

Volgens Rechtbank Noord-Holland is sprake van een dienstbetrekking tussen X en haar docenten. Hier doet niet aan af dat de docenten zelf een eigen onderneming hebben en dat de inspecteur hen bij de vaststelling van hun aanslagen ib/pvv als ondernemer heeft erkend. De inspecteur mocht naheffen. De rechtbank beperkt de naheffing echter tot een naheffing van de premies voor de werknemersverzekeringen en de werkgeversheffing Zvw. Vaststaat namelijk dat de aan de docenten opgelegde aanslagen ib/pvv, waarin de vergoedingen zijn verantwoord, zijn vastgesteld vóór de vaststelling van de in geschil zijnde naheffingsaanslagen. Deze vergoedingen kunnen dan niet meer worden onderworpen aan de (na)heffing van lb/pvv. De vergrijpboeten worden (verder) gematigd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a

Wet op de loonbelasting 1964 6a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 8 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen