Hof Den Haag beslist dat de inspecteur terecht de verzwegen inkomsten uit autohandel, waarmee X zijn hypotheek afloste, heeft nagevorderd.

Belanghebbende, X, was in de jaren 2012, 2013 en 2014 in dienst van A bv. Hij werkte in een douaneloods en was de enige werknemer. X heeft die jaren diensten verricht voor autohandelaar D die op Marktplaats en E-bay auto's en onderdelen in Nederland verkoopt. Deze diensten hielden in dat X op naam van A bv de in- en uitklaring verzorgde voor de auto's en de onderdelen die door D waren verkocht vanuit Amerika en werden afgeleverd in de loods waar X werkte. De betalingen van de kopers verliepen contant of via de bankrekening van X. X heeft voor de jaren 2012, 2013 en 2014 aangifte inkomstenbelasting gedaan van zijn loon uit dienstbetrekking met A bv en inkomsten uit eigen woning. X heeft voor die jaren geen belastbaar inkomen uit sparen en beleggen aangegeven. De aanslagen ib/pvv voor de jaren 2012 en 2013 zijn overeenkomstig de aangiften van X opgelegd. Naar aanleiding van de aangifte ib/pvv 2014 verzoekt de inspecteur X om nadere informatie te verstrekken over aflossingen op de hypotheekschuld in de jaren 2012 tot en met 2014. Het betreft bedragen van € 35.000 per jaar. Ook heeft hij gevraagd naar de reden waarom X geen inkomen uit sparen en beleggen heeft aangegeven per 1 januari 2013 en 1 januari 2014. X antwoordt dat hij en zijn echtgenote twee oldtimers hebben verkocht en dat zij een uitbetaling van een levensverzekering hebben gehad. Volgens de inspecteur heeft X echter resultaat uit de autohandel gehad, welk resultaat hij niet in zijn belastingaangiften heeft vermeld. Ook heeft X ten onrechte geen belastbaar inkomen uit sparen en beleggen aangegeven. Gevolg zijn de in geschil zijnde navorderingsaanslagen ib/pvv over de jaren 2012 en 2013 met vergrijpboetes, de aanslag ib/pvv 2014 naar aanleiding van de gecorrigeerde aangifte en de (navorderings)aanslagen inkomensafhankelijke Zvw.

Volgens Hof Den Haag is de inspecteur niet verplicht bij de Belastingdienst maar nog niet in het (digitale) dossier van X aanwezige gegevens te raadplegen als de aangifte daartoe niet direct aanleiding geeft. De aangiften zagen er in dit geval verzorgd uit en er bestond voor de inspecteur redelijkerwijs geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid ervan. De aangiften gaven de inspecteur geen aanleiding te veronderstellen dat, zoals later bleek, in de jaren 2012 tot en met 2014 een groot bedrag per jaar werd afgelost op de hypotheekschuld terwijl X grote bedragen aan contant geld op zijn bankrekening heeft gestort. Dit zonder dat inkomsten buiten dienstbetrekking of vermogen werden verantwoord in de aangifte. De inspecteur beschikt over een nieuw feit en heeft geen ambtelijk verzuim begaan, aldus het hof. X heeft volgens het hof niet de vereiste aangifte gedaan. Volgt omkering van de bewijslast. X bewijst vervolgens niet dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld. Het beroep wordt toch gedeeltelijk gegrond verklaard omdat partijen op de zitting zijn overeengekomen dat de inkomsten buiten dienstbetrekking kwalificeren als winst uit onderneming. X heeft dan recht op toepassing van de mkb-winstvrijstelling.

Lees ook het thema Navordering

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 21 november

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen