Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur terecht een navorderingsaanslag erfbelasting heeft opgelegd. Er is niet voldaan aan de bezitstermijn. X maakt niet aannemelijk dat de maatschap op de door hem genoemde datum al bestond.

Belanghebbende, X, en zijn echtgenote exploiteren een agrarische onderneming in maatschapsverband. A, met wie X een familieband heeft, treedt toe tot de maatschap. A brengt hierbij een vordering van € 315.000 op de maatschap in. A overlijdt vervolgens binnen een jaar. X is zijn enige erfgenaam. In de aangifte erfbelasting doet X een beroep op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van art. 35b SW 1956. De inspecteur volgt de aangifte. Nadat hij echter op de hoogte raakt van het verzoek van X om toepassing van de doorschuiffaciliteit van art. 3.62 Wet IB 2001, en de maatschapsovereenkomst, concludeert de inspecteur dat niet is voldaan aan de bezitstermijn. Hij legt daarom een navorderingsaanslag erfbelasting op aan X.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur terecht een navorderingsaanslag erfbelasting heeft opgelegd. Er is niet voldaan aan de bezitstermijn. X maakt niet aannemelijk dat de maatschap op de door hem genoemde datum al bestond. Hij heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de maatschap op die datum al bestond. Verder wijst de rechtbank het beroep van X op een besluit van de staatssecretaris af. Dit besluit ziet namelijk op de toepassing van terugwerkende kracht bij het aangaan van een personenvennootschapsovereenkomst voor de IB. Dit geldt niet voor de SW. Het gelijk is aan de inspecteur.

Lees ook het thema De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 35b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 18 maart

28

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen