Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het instellen van beroep zonder kenbare identiteit van de eiser niet-ontvankelijk is.

Belanghebbende, Y, ontvangt in de jaren 2015 en 2016 via schenkingen door zijn vader aandelen in X bv. Op de schenkingen in aandelen is in de aangiften schenkbelasting 2015 en 2016 de bedrijfsopvolgingsregeling toegepast. De toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling wordt geweigerd omdat er volgens de inspecteur geen sprake is van een materiële onderneming. Y gaat hiertegen in bezwaar maar het bezwaar wordt afgewezen. Y gaat in beroep. De gemachtigde van Y dient hiervoor binnen de beroepstermijn een pro forma beroepschrift in op naam van X bv in plaats van Y. Na het verstrijken van de beroepstermijn corrigeert de gemachtigde van Y het beroepschrift, eiser is vanaf dat moment Y.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het is ingesteld door X bv en pas na afloop van de beroepstermijn is verduidelijkt dat dit Y moest zijn. Ook het (pro forma) beroepschrift en de daarbij behorende bijlagen wijzen Y niet als indiener aan. Er is dan sprake van een beroep ingesteld door iemand wiens identiteit niet-kenbaar is. Dit is een vormverzuim dat niet met toepassing van art. 6:6 Awb hersteld kan worden. Het beroep van eiser is niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:5

Algemene wet bestuursrecht 4:13

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 16 februari

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen