Rechtbank Zeeland-West Brabant oordeelt dat het opnemen van het wettelijk normbedrag voor gebruikelijk loon in de aanslag IB/PVV 2015 een redelijke schatting van de inspecteur vormt.

X is enig aandeelhouder en bestuurder van drie vennootschappen waarbij geen andere werknemers in dienst zijn. Eén van deze vennootschappen drijft een onderneming in de vorm van een accountantspraktijk, waarvoor X werkzaamheden verricht. Voor deze werkzaamheden ontvangt X geen loon. Op 6 december 2016, na afloop van de in de aanmaning genoemde termijn, dient X een aangifte IB/PVV 2015 in. In deze aangifte geeft X € 17.067 aan resultaat uit overige werkzaamheden op. De inspecteur wijkt hier bij het opleggen van de aangifte van af door het resultaat uit overige werkzaamheden te verminderen tot nihil en een gebruikelijk loon van € 44.000 in aanmerking te nemen.

Rechtbank Zeeland-West Brabant oordeelt dat X de vereiste aangifte niet heeft gedaan doordat de aangifte is ingediend na de in de aanmaning gestelde termijn. Als gevolg wordt de bewijslast omgekeerd en verzwaard. De inspecteur moet een aanslag opleggen op basis van een redelijke schatting. Nu vaststaat dat belanghebbende heeft gewerkt voor tenminste één vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft, vormt het normbedrag voor gebruikelijk loon van € 44.000 een redelijke schatting. X heeft de mogelijkheid tegenbewijs te leveren, maar slaagt hier niet in. Het beroep is ongegrond, de aanslag blijft in stand.

Lees ook het thema Gebruikelijk loon.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Wet op de loonbelasting 1964 12a

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Loonbelasting

Editie: 12 september

Informatiesoort: VN Vandaag

410

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen