Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag en een nota van wijziging inzake het wetsvoorstel implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015, naar de Tweede Kamer gestuurd.

In deze nota gaat Wiebes in op vragen over het tegengaan van mismatches in de deelnemingsvrijstelling en over de antimisbruikbepaling die wordt geïmplementeerd in de buitenlandse AB-regeling in de vennootschapsbelasting.

Op de vraag van het NOB of de ATR's die zijn afgesloten onder het huidige regime geldig blijven tot de oorspronkelijke einddatum, merkt Wiebes op dat de richtlijn geen ruimte laat voor overgangsrecht. Indien voor 1 januari 2016 reeds voldaan wordt aan de nieuwe vereisten, zullen de reeds afgegeven ATR's niet vervallen per 1 januari 2016. Voor reeds afgegeven ATR's die niet voldoen aan de nieuwe vereisten zal Wiebes in een binnenkort te publiceren beleidsbesluit vanuit efficiency-overwegingen goedkeuren dat de ontbindende voorwaarde van het ATR-besluit (ATR vervalt direct bij een relevante wetswijziging) tot 1 april 2016 wordt opgeschort indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

- Belanghebbenden melden zich schriftelijk bij het APA/ATR-team in Rotterdam voor 1 januari 2016 en spreken de intentie uit voor 1 april 2016 te voldoen aan de substance-eisen; en

- Belanghebbenden verklaren dat zij erkennen dat de ATR komt te vervallen per 1 januari 2016 indien niet voor 1 april 2016 aan de substance-eisen is voldaan.

Wiebes merkt hierbij op dat dividenduitkeringen uit of vervreemdingen van het buitenlands aanmerkelijk belang of de opbrengst van het lidmaatschapsrecht in de coöperatie in de periode tussen 1 januari 2016 en het tijdstip dat aan de substance-eisen is voldaan altijd in de heffing worden betrokken.

Verder acht de NOB een step up met betrekking tot het buitenlandse aanmerkelijk belang legitiem, omdat er sprake is van de aanvang van de buitenlandse belastingplicht. Het kabinet deelt de mening van de NOB en bevestigt dat de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang in genoemde situaties op de waarde van het economische verkeer kan worden bepaald.

In de nota van wijziging wordt een verschrijving van het zevende lid van art. 1 van de Wet op de dividendbelasting 1965 hersteld.

[Nieuwsbron][Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2015

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

2

Gerelateerde artikelen