Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag met betrekking tot het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2024 aangeboden aan de Eerste Kamer.

In de nota wordt alleen ingegaan op de versterking van de aanpak van dividendstripping. De maatregelen leiden niet tot een bredere grondslag voor de dividendbelasting, omdat dividendstripping wettelijk al niet is toegestaan.

Voor de uitleg van het begrip ‘uiteindelijk gerechtigde’ zijn het OESO-modelverdrag, het daarbij horende OESO-commentaar, waaronder paragraaf 12.4, en de jurisprudentie van het HvJ EU van belang.

Met art. 1a Wet DB 1965 is geen materiële wijziging beoogd, maar wordt de bestaande praktijk zoals neergelegd in het Verzamelbesluit Dividendbelasting wettelijk verankerd. Art. 1a Wet DB 1965 codificeert slechts, in lijn met het Verzamelbesluit, het moment waarop de gerechtigdheid tot de opbrengst van beursaandelen dient te worden bepaald. Mochten vanuit de praktijk signalen opkomen dat artikel 1a Wet DB 1965 tot knelpunten leidt, dan wordt daarnaar gekeken.

Het kabinet doet onderzoek naar aanvullende maatregelen om dividendstripping aan te pakken. Hierin wordt bekeken of en hoe de zogenoemde nettorendement/grondslag-benadering kan worden vormgegeven en of voor pensioenfondsen een specifieke maatregel vereist is. Daarnaast wordt ook specifiek gekeken naar deelnemingsdividenden.

Lees ook het thema Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2024 (36420).

Wetsartikelen:

Wet op de dividendbelasting 1965 1a

Wet op de dividendbelasting 1965 1

[Nieuwsbron]

Rubriek: Dividendbelasting

Regelgevende instantie: Staten-Generaal

Editie: 20 november

Informatiesoort: VN Vandaag

371

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen