Staatssecretaris Van Rij heeft de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage naar de Tweede Kamer gestuurd. Hieruit blijkt onder andere dat er in theorie sprake kan zijn van samenloop met de verhoging van de cijns in de Mijnbouwwet indien het boekjaar afwijkt van het kalenderjaar.

Samenloop leidt echter nooit tot dubbele heffing, omdat de cijns als kosten in mindering komen op de belastbare winst, wat het uitgangspunt is voor de berekening van de solidariteitsbijdrage. Uit de antwoorden blijkt verder dat het kabinet op dit moment in gesprek is met de sector ten aanzien van investeringen en de mogelijkheden voor een investeringsaftrek in de Mijnbouwwet.

In afwijking van de bestaande formeelrechtelijke bepalingen in de AWR wordt de aangifte- en de betalingstermijn gesteld op zeventien maanden na het einde van het tijdvak (het bijdragejaar). De naheffingstermijn is hierdoor verlengd naar zeven jaar in plaats van vijf jaar. Door de unieke aangifte- en betaaltermijnen moet een geheel nieuw aangiftesysteem worden ontworpen.

De bijdrage wordt niet berekend op het niveau van de fiscale eenheid. Zowel voor het vaststellen van de bijdrageplicht als voor het bepalen van de referentiewinst wordt gekeken naar de individuele vennootschap of potentieel bijdrageplichtige.

Waar het kabinet arbitragemogelijkheden ziet, zijn aanvullende bepalingen in het wetsvoorstel opgenomen, zoals bij de vormgeving van de definitie van het bijdragejaar om te voorkomen dat bijdrageplichtigen het boekjaar 2022 tussentijds wijzigen.

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting

Regelgevende instantie: Staten-Generaal

4

Gerelateerde artikelen