Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat omkering van de bewijslast, waarbij een belastingplichtige moet aantonen dat een aanslag te hoog is, niet mogelijk is bij bezwaar tegen een voorlopige aanslag, maar wel bij beroep tegen een uitspraak op bezwaar die is gericht tegen een voorlopige aanslag.

X krijgt in verband met veel hogere uitgaven dan mogelijk zou zijn op grond van het in zijn belastingaangifte opgegeven inkomen een voorlopige aanslag, die de inspecteur na daartegen aangetekend bezwaar handhaaft. De rechtbank in Haarlem verklaart het hiertegen ingestelde beroep gedeeltelijk gegrond. De inspecteur stelt hiertegen hoger beroep in bij Hof Amsterdam. Voor het hof is in geschil of sprake is van omkering van de bewijslast en hoe hoog het belastbaar inkomen van X moet zijn. Hof Amsterdam beslist dat omkering van de bewijslast in de bezwaarfase volgens de tekst van de AWR (art. 27e) niet mogelijk is, maar dat de tekst niet in de weg staat aan toepassing daarvan bij beroep tegen een uitspraak op bezwaar die is gericht tegen een voorlopige aanslag. In een geval waarin niet de vereiste aangifte is gedaan en de inkomstenschatting niet gebaseerd is op toekomstige feiten, maar gebaseerd is op een geconstateerd verschil van uitgaven met een opgegeven inkomen in een al ingediende aangifte, is omkering van de bewijslast mogelijk. Dat er nog geen aangifteplicht bestond voor het jaar waarop de voorlopige aanslag betrekking heeft, maakt geen verschil. X geeft geen inzicht in de wijze van financiering van zijn uitgaven en voldoet niet aan diens bewijslast. De belastingaanslag is volgens het hof niet onredelijk of onwillekeurig hoog.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

4

Gerelateerde artikelen