X exploiteert een detailhandel in gsm-toestellen en aanverwante artikelen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een btw-naheffingsaanslag van € 39.509 op aan X. Eind 2012 stuurt de inspecteur een informatiebeschikking naar X. Deze is inmiddels onherroepelijk geworden. X stelt dat zijn administratie ten onrechte is verworpen, en dat de bewijslast ten onrechte is omgekeerd en verzwaard.
Hof Amsterdam (MK I, 29 november 2016, 15/00879, V-N Vandaag 2016/2738) stelt vast dat de inspecteur een informatiebeschikking heeft genomen en dat X daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt. Volgens het hof kan X, nu de informatiebeschikking niet is bestreden en dus ook niet is getoetst, toch alsnog de omkering en verzwaring van de bewijslast in de onderhavige procedure betwisten. Vervolgens oordeelt het hof dat de administratie van X, door het ontbreken van een deugdelijke kasadministratie, niet voldoet aan de eisen zoals beschreven in art. 52 AWR. Vervolgens verwerpt het hof de klacht van X dat de sanctie van de omkering en verzwaring van de bewijslast, gelet op de aard van de gebreken, disproportioneel is. Volgens het hof heeft X namelijk zijn administratie verwaarloosd op een wijze die voor een administratieplichtige ondernemer onaanvaardbaar is. Er is dan ook geen sprake van een geringe schending van de administratieplicht, zoals X stelt. Ten aanzien van de schatting van de inspecteur overweegt het hof nog dat dit een conservatieve schatting is. Het gelijk is aan de inspecteur.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47