Rechtbank Den Haag oordeelt dat de aanslag schenkbelasting niet in strijd is met de vaststellingsovereenkomst. Deze ziet namelijk alleen op de na te vorderen inkomstenbelasting. De heffing 24 jaar na de schenking is terecht omdat vaststaat dat de schenking in 1991 is gedaan, dat daarvan geen aangifte is gedaan en dat zowel de schenkers (de ouders van de heer X) als X nog in leven zijn.

Belanghebbende, de heer X, beschikt over een tegoed op een buitenlandse bankrekening dat bij de Belastingdienst niet bekend is. In november 2013 doet X daarom een beroep op de inkeerregeling. Volgens X is de bankrekening in 1991 geopend, maar hij weet niet welk bedrag er toen op is gestort. Het geld zou afkomstig zijn uit de verkoop van onroerende zaken door zijn ouders in Nederland. Met betrekking tot de IB-gevolgen is door X met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten. In geschil is de aanslag schenkbelasting. De verkrijging in 1991 door X is door de inspecteur ambtshalve berekend op € 242.912 en de daarover verschuldigde schenkbelasting is € 37.087.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de aanslag niet in strijd is met de vaststellingsovereenkomst. Deze ziet namelijk alleen op de na te vorderen inkomstenbelasting. De heffing 24 jaar na de schenking is terecht omdat vaststaat dat de schenking in 1991 is gedaan, dat daarvan geen aangifte is gedaan en dat zowel de schenkers (de ouders van X) als X nog in leven zijn. Uit de tekst van art. 66 lid 1 aanhef sub2 SW 1956 volgt niet dat pas een aanslag kan worden opgelegd als de schenker en de begiftigde zijn overleden. Pas als de schenkers en/of de begiftigde is overleden, pas dan gaan namelijk de aanslagtermijnen lopen. Dit is slechts anders als zowel de schenker als de begiftigde een rechtspersoon is, dan vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een aanslag of navorderingsaanslag twintig jaren na de schenking. Dit is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Aan de wetgever komt namelijk een ruime beoordelingsvrijheid toe. De ongelijkheid tussen natuurlijke personen en rechtspersonen bestaat hierin dat een natuurlijk persoon altijd zal overlijden, terwijl een rechtspersoon in beginsel onbeperkt kan voortbestaan. Bij overlijden van een natuurlijk persoon kan door inbreng of inkorting blijken dat eerder een schenking is gedaan. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Successiewet 1956 66

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 18 oktober

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen