Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat het bezwaar van de heer X niet tijdig is ingediend, aangezien de aanslag is verzonden naar zijn verplichte toezendadres.

Aan de heer X is eind oktober 2011 een IB-aanslag opgelegd. X tekent pas bezwaar aan als hij medio 2012 een betalingsmededeling voor die aanslag krijgt. X stelt dat hij de aanslag nooit heeft ontvangen. In geschil is of het bezwaar van X terecht wegens termijnoverschrijding niet ontvankelijk is verklaard. Rechtbank Den Haag neemt aan X dat pas medio 2012 kennis heeft genomen van de aanslag en dat zijn bezwaar dus geacht wordt wel tijdig te zijn. De aanslag wordt vervolgens iets verlaagd. X gaat in hoger beroep. De inspecteur gaat incidenteel in hoger beroep. Hof Den Haag oordeelt dat het bezwaar niet tijdig is ingediend, aangezien de aanslag is verzonden naar het verplichte toezendadres van X. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres worden bezorgd of aangeboden, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst of aanbieding van de aanslag op dat adres. X kan dit vermoeden niet ontzenuwen met zijn enkele ontkenning van de ontvangst. Dit is namelijk onvoldoende om redelijkerwijs te twijfelen aan de ontvangst of aanbieding. Het beroep van de inspecteur is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 13 oktober

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen