X heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in het jaar 2009 in Nederland. X werkt bij het Europees Octrooi Bureau (EOB). Het salaris van het EOB is vrijgesteld van de heffing van inkomstenbelasting. In zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2009 heeft X, naast zijn vrijgestelde salaris van het EOB, onder meer een voordeel uit sparen en beleggen opgenomen. X komt in beroep tegen de aanslag die overeenkomstig de aangifte is opgelegd. Volgens X leidt de belastingheffing over de inkomsten uit sparen en beleggen van hem tot een ongeoorloofde ongelijke behandeling tussen enerzijds medewerkers van het EOB die de Nederlandse nationaliteit bezitten en duurzaam in Nederland woonachtig zijn en anderzijds medewerkers die niet de Nederlandse nationaliteit hebben en eveneens duurzaam in Nederland verblijven. Deze medewerkers hebben namelijk een belastingvrijstelling voor inkomsten uit box 3. Volgens Rechtbank Arnhem is er sprake van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling zodat het door de inspecteur gehanteerde beleid ook op X moet worden toegepast. Zowel X als de inspecteur komen in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart het hoger beroep van de inspecteur gegrond. Volgens het hof bepaalt de Minister van Buitenlandse Zaken of een persoon in dit verband al dan niet als duurzaam in Nederland verblijvend wordt aangemerkt. Er is geen sprake van een door de inspecteur gevoerd beleid waarvan in het geval van X ten onrechte is afgeweken. X komt in cassatie. Volgens de Hoge Raad is in artikel 10 van de tussen Nederland en de Europese Octrooiorganisatie gesloten overeenkomst betreffende het EOB (hierna: Zetelovereenkomst) bepaald dat dit artikel geen afbreuk doet aan regelingen in het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van het EOB (hierna: Protocol). Van strijdigheid van de Zetelovereenkomst met het Protocol, zoals de eerste klacht in cassatie betoogt, is daarom geen sprake. De opvatting van X dat hij ten onrechte ongelijk wordt behandeld ten opzichte van buitenlandse collega's die inmiddels zo lang bij het EOB werkzaam zijn dat zij duurzaam in Nederland verblijven wordt eveneens verworpen. Deze opvatting berust op een misvatting omtrent de betekenis van het begrip duurzaam verblijf bij de toepassing van regelingen die gelden voor diplomatieke ambtenaren, waarnaar artikel 10, lid1, van de Zetelovereenkomst verwijst. Het beroep in cassatie van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14