Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de heffingsambtenaar het bezwaar tegen een WOZ-beschikking terecht niet-ontvankelijk verklaard. De gevraagde machtiging om bezwaar in te dienen is niet verstrekt.

X is het niet eens met WOZ-beschikking 2019. Zijn gemachtigde, A, dient namens X een bezwaarschrift in. Daarin vermeldt A dat hij als gemachtigde optreedt. De heffingsambtenaar bevestigt de ontvangst van het bezwaarschrift maar vraagt A om hem binnen zes weken een machtiging toe te sturen. Hij wijst erop dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard als niet aan het verzoek wordt voldaan. De machtiging wordt niet verstrekt. Het bezwaar wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.

Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Vaststaat dat A niet binnen de gestelde termijn een machtiging heeft overgelegd. De reeds bij de heffingsambtenaar in bezit zijnde machtiging van 6 maart 2018 omvat uitsluitend de bevoegdheid om bezwaar te maken tegen de WOZ-beschikking 2018 en niet tegen de WOZ-beschikking 2019. Van een zogenoemde doorlopende machtiging is geen sprake. Het niet overleggen van een machtiging kan in hoger beroep niet worden hersteld. Het hoger beroep van X is ongegrond.

Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Algemene wet bestuursrecht 6:5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 11 oktober

98

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen