In het wetsvoorstel Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies wordt een specifieke rechtsgang opgenomen bij beroep tegen besluiten op grond van die wet. Dat staat in de tweede nota van wijziging die minister Hoekstra van Financiën aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.

De rechtsgang inzake besluiten die op grond van dit wetsvoorstel worden genomen, wordt zoveel als mogelijk op gelijke wijze ingericht als de rechtsgang bij de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) wordt aangewezen als bevoegde rechter in eerste en enige aanleg. Alleen tegen handhavingsbesluiten die het Bureau Economische Handhaving kan nemen (last onder dwangsom of een bestuurlijke boete) en de handhaving van de registratieplicht van UBO’s van juridische entiteiten wordt de Rechtbank Rotterdam in eerste aanleg bevoegd.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht, Fiscaal ondernemingsrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Regelgevende instantie: Staten-Generaal

Editie: 11 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen