Erflaatster heeft rechtsmiddelen aangewend tegen een aan haar opgelegde aanslag IB/PVV 2001. In geschil is of belanghebbende, X, als een van de erfgenamen aanspraak maakt op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak. Rechtbank Den Haag oordeelt dat voor de berekening van de schadevergoeding alleen de termijnoverschrijding meetelt van na het overlijden van erflaatster.
Hof Den Haag oordeelt dat X als mantelzorger in aanmerking komt voor een schadevergoeding die tevens betrekking heeft op de termijnoverschrijding vóór het overlijden van erflaatster. Het hof verwijst voor zijn oordeel, dat afwijkt van dat van de rechtbank in eerste aanleg, naar een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden in een vergelijkbare zaak (Hof Arnhem-Leeuwarden 28 januari 2014, nr. 11/00037, V-N 2014/22.7). In aanvulling hierop overweegt het hof dat ook bij een erfgenaam sprake moet zijn geweest van spanning en frustraties als gevolg van de termijnoverschrijdingen. Het hof acht aannemelijk dat deze spanning en frustratie zich hebben voorgedaan bij X die mantelzorger en wettelijk vertegenwoordiger was van erflaatster. Het hof kent X een schadevergoeding toe van in totaal € 4.500.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73