Belanghebbende, X, is het niet eens met de hoogte van aan hem opgelegde aanslagen IB/PVV over de jaren 2001 en 2003 met boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente. Rechtbank 's-Gravenhage verklaart het beroep 2001 gegrond en het bezwaar 2001 alsnog niet-ontvankelijk. Het beroep 2003 verklaart de rechtbank ongegrond. Hof 's-Gravenhage verklaart het hoger beroep 2003 van X gegrond, vermindert de aanslag IB/PVV 2003 en kent een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toe van € 3.500, te vergoeden door de Staat der Nederlanden. In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat het hof ten onrechte heeft verzuimd de Minister van Veiligheid en Justitie in de gelegenheid te stellen als partij aan het geding deel te nemen (HR 29 november 2013, nr. 12/04301, V-N 2013/60.3). De zaak wordt teruggewezen naar Hof Den Haag.
Hof Den Haag komt na verwijzing niet tot een ander oordeel over de hoogte van de schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. Partijen hebben geen feiten en/of omstandigheden gesteld die daartoe nopen. Ook op de zitting hebben partijen geen nieuwe cijfermatige gegevens of andere gegevens aangevoerd. Het hof bepaalt wel dat het bedrag van de schadevergoeding dient te worden vermeerderd met wettelijke rente te rekenen vanaf de datum van de uitspraak van het hof voor verwijzing.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:73