De Hoge Raad oordeelt dat de bpm-naheffingsaanslag op 16 juni 2010 nog niet onherroepelijk vaststond toen het Kaderbesluit bpm in werking trad.

Mevrouw X is houder van een bestelauto, merk Kia, type Pregio 2.5 TCI, met dubbele cabine. In oktober 2006 wordt geconstateerd dat er geen vaste wand is tussen de bestuurderscabine en de laadruimte. In geschil is of deswege terecht een bpm-naheffingaanslag ad € 3.337 en een boete zijn opgelegd. De wand was volgens X slechts tijdelijk verwijderd om een bank voor haar zoon te kunnen vervoeren naar zijn studentenkamer. Rechtbank Breda vernietigt de boete. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X zich ten onrechte beroept op het herstelbeleid, aangezien deze uitdrukkelijk niet van toepassing is bij het ontbreken van een tussenwand. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de aanslag op 16 juni 2010 nog niet onherroepelijk vaststond toen het Kaderbesluit bpm (4 juni 2010, nr. DGB2010/1670M, V-N 2010/34.13) in werking trad. In onderdeel 13 van dat besluit is bepaald dat het herstelbeleid van 12 september 2006, nr. CPP2006/1980M, V-N 2006/53.23, wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van het Kaderbesluit. De werking van het Kaderbesluit strekt zich dus mede uit tot de onderhavige aanslag. Volgens onderdeel 12.1 van het Kaderbesluit moet gelegenheid tot herstel worden geboden indien herstel in de hoedanigheid van bestelauto betrekkelijk eenvoudig kan worden gerealiseerd. Het beroep van X is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Arnhem voor onderzoek naar de gevolgen van de goedkeuring in punt 12.1 Kaderbesluit BPM.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

1

Gerelateerde artikelen