Het Hof van Justitie EU oordeelt dat, wanneer een leaseovereenkomst voor een onroerend goed bepaalt dat aan het einde van die overeenkomst de eigendom overgaat op de leasingnemer, de handeling die uit een dergelijke overeenkomst voortvloeit, gelijkgesteld moet worden aan de verkrijging van een investeringsgoed.

NLB Leasing d.o.o. en Domino ing, d.o.o. sluiten in 2008 kredietovereenkomsten en een overeenkomst voor ‘commerciële samenwerking'. De kredieten die NLB aan Domino verstrekt zijn bestemd voor de aankoop van onroerend goed. In 2009 wordt een sale-and-lease-back-transactie uitgevoerd. NLB wordt daarbij eigenaar van onroerende zaken die ze aan Domino verhuurt. NLB voldoet ter zake van deze transactie btw over het aan Domino bij deze overeenkomsten in rekening gebrachte bedrag. Domino voldoet vervolgens niet aan haar verplichtingen waarop NLB de onroerende zaken weer in bezit neemt en vervolgens verkoopt. Hierbij doet NLB btw-aangifte en verzoekt zij om herziening van de aangegeven btw. De Sloveense rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.

Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat, wanneer een leaseovereenkomst voor een onroerend goed bepaalt dat aan het einde van die overeenkomst de eigendom overgaat op de leasingnemer, de handeling die uit een dergelijke overeenkomst voortvloeit, gelijkgesteld moet worden aan de verkrijging van een investeringsgoed. Verder overweegt het HvJ EU nog dat een belastingplichtige zijn maatstaf van heffing niet mag verlagen als hij alle betalingen heeft geïnd die de tegenprestatie waren voor de handeling die hij heeft verricht of wanneer de andere contractpartij, zonder dat de overeenkomst is verbroken of geannuleerd, aan de belastingplichtige niet langer de overeengekomen prijs verschuldigd is.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 6 juli

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen