De heer X exploiteert een taxibedrijf. Na een boekenonderzoek is een informatiebeschikking vastgesteld wegens het door X niet nakomen van zijn administratieve verplichtingen. De beschikking is volgens de inspecteur op 19 maart 2013 door een controlemedewerker persoonlijk in de brievenbus van X gedeponeerd. X gaat pas in augustus 2013 in bezwaar. In geschil is of dit bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat de beschikking op 19 maart 2013 in de brievenbus van X is gedeponeerd. Dit is op één lijn te stellen met toezending of uitreiking als bedoeld in art. 3:41 lid 1 Awb. Het bewijs dat de inspecteur daartoe heeft bijgebracht, bestaat uit verklaringen van de controlemedewerker. Volgens de medewerker was de brievenbus op 21 maart 2013 leeg toen hij het controlerapport er in deed. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat tot het toezenden of uitreiken van een besluit in de zin van art. 3:41 Awb mede moet worden gerekend het deponeren door (een medewerker van) de inspecteur van de informatiebeschikking in de brievenbus van X (vgl. CRvB 30 augustus 2011, nr. 09/3863, JWWB 2011/219). Er moet namelijk vanuit worden gegaan dat door die handeling de beschikking X heeft bereikt, op overeenkomstige wijze als bij niet-aangetekende verzending per post of per koerier. Aangezien X de bekendmaking door deponeren in de brievenbus betwist, moet de inspecteur aannemelijk maken dat het besluit in de brievenbus is gedeponeerd. Het oordeel van het hof dat de inspecteur dit aannemelijk heeft gemaakt, is van feitelijke aard zodat het in cassatie niet op juistheid kan worden getoetst. Het oordeel is ook niet onbegrijpelijk. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet bestuursrecht 3:41