Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over de unierechtelijke houdbaarheid en uitleg van art. 34 MRB 1994. De lange naheffingsduur sinds het Belastingplan 2014 voor situaties met een buitenlands kenteken zou wel eens indirecte discriminatie naar nationaliteit kunnen zijn.
Belanghebbende, mevrouw X, heeft de Poolse nationaliteit en heeft vanaf 11 juli 2013 een officieel woonadres in Nederland. Op 12 mei 2016 wordt geconstateerd dat X een Ford Focus met Pools kenteken bestuurt. De auto is van een neef van haar partner. In geschil is de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting voor het gebruik van de Nederlandse openbare weg. De naheffing heeft betrekking op de periode 11 juli 2013 tot en met 24 mei 2016 en gelijktijdig is een 100% verzuimboete van € 3553 opgelegd. Volgens X is niet zij maar de neef de eigenaar van de auto en is de auto slechts eenmalig gebruikt toen de neef in Nederland was.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over de unierechtelijke houdbaarheid en uitleg van de nationale wet (art. 34 Wet MRB 1994). De lange naheffingsduur sinds het Belastingplan 2014 voor situaties met een buitenlands kenteken zou wel eens indirecte discriminatie naar nationaliteit kunnen zijn. De 100% verzuimboete heeft een extra versterkend effect en er wordt in de vakliteratuur al gesproken van een ‘ernstige onevenwichtigheid’ (zie V-N 2013/46.3). De belangrijkste vraag (1a) is dus of de naheffing een EU-verboden indirecte discriminatie naar nationaliteit is. Andere vragen hebben betrekking op de terugwerkende kracht van de boetegrondslag (4) en de houdbaarheid van de zware tegenbewijsregeling (2, 3 en 5). Het geding js geschorst totdat de Hoge Raad de vragen heeft beantwoord.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27ga
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 18 juli